Dan Brown opnieuw bezocht
L'Express, 18 mei 2006
De priorij van Sion vormt de kern van het Da Vinci-raadsel. U ging op zoek naar dit geheime genootschap, waarvan niemand ooit eerder had geprobeerd het bestaan te achterhalen. Wat hebt u ontdekt?
Op het risico af sommige lezers teleur te stellen: er bestond geen dergelijke priorij, gesticht door Godfried van Bouillon in 1099. De enige geregistreerde priorij van Sion is die welke op 25 juni 1956 werd opgericht door een zekere Pierre Plantard, een tekenaar in een kachelfabriek in Annemasse! Het was een non-profitorganisatie die geregistreerd stond in de onderprefectuur van de Haute-Savoie. De berg Sion waarnaar de organisatie is vernoemd, verwijst naar de berg in de Haute-Savoie, niet naar die in Jeruzalem. Deze Pierre Plantard – net als Sophie Plantard de Saint Clair, de heldin van de Da Vinci Code – beweerde af te stammen van de Merovingische koningen. Pierre Plantard was de zoon van een bediende, een aanhanger van Pétain en een dwangmatige maker. Aanvankelijk wilde hij priester worden, maar uiteindelijk koos hij voor het esoterische. Tijdens de oprichting van de priorij eind jaren vijftig ontdekte hij het verhaal van Rennes-le-Château, wat hem hielp zijn persoonlijke legende verder uit te bouwen.
Een ongelooflijk verhaal…
Absoluut! Een van de hoofdpersonen in het verhaal was een priester genaamd Béranger Saunière. Dan Brown zinspeelt op hem door de naam Jacques Saunière te geven aan de conservator van het Louvre die aan het begin van zijn roman werd vermoord. In 1885 belandde de priester in de kleine parochie van Rennes-le-Château, in de Aude. De dorpskerk, gewijd aan Maria Magdalena, lag in puin. Hij restaureerde hem en begon om een of andere onbekende reden te graven op de begraafplaats. Vervolgens bouwde hij een toren en een bejaardentehuis voor oude priesters. "Waar komt het geld vandaan?", vroegen de lokale bewoners zich af. De geruchten werden steeds groter. De priester zou perkamenten hebben gevonden in een pilaar in de kerk, wat leidde tot zijn interesse in de begraafplaats. Wie zal het zeggen? Wat zeker is, is dat Saunière illegaal mis begon te leiden en honderden katholieke liefdadigheidsinstellingen in heel Europa aanschreef om geld te vragen voor missen voor de doden. Hoewel hij slechts één mis per dag mocht opdragen, kreeg hij genoeg geld om meer dan 30 missen per dag te betalen! Uiteindelijk werd hij door zijn bisschop veroordeeld voor deze frauduleuze activiteiten.
Maar ondanks dat bleef de legende van Saunières schat voortbestaan!
Ja, want zijn huishoudster hield het levend. Dertig jaar na Saunières dood verkocht ze het landgoed aan een zakenman genaamd Noël Corbu, die besloot er een restaurant te openen terwijl hij doorging met graven. Vijftien jaar later was de restauranteigenaar geruïneerd en had hij geen grammetje schat meer over; dus bedacht hij dat hij de legende maar beter kon gebruiken om klanten te lokken. Een journalist van La Dépêche du Midi ging op bezoek en schreef een artikel getiteld 'Saunière, de miljonair-priester'. En zo ontstond de legende.
Hoe kwam Pierre Plantard erachter?
Plantard las het artikel. Dat gold ook voor Gérard de Sède, een trotskitische dichter-schrijver, en de markies de Cherisey, een grillige aristocraat met een passie voor royalistische genealogie. Deze drie figuren ontmoetten elkaar en besloten ergens midden jaren zestig de mythe van Rennes-le-Château te verzinnen. Om hun verhaal enige historische legitimiteit te geven, deponeerden ze documenten bij de Bibliothèque nationale, die zogenaamd het bestaan van de Priorij van Sion en Pierre Plantards bewering dat hij de laatste afstammeling van de Merovingische dynastie was, zouden bewijzen. Begin jaren tachtig werkten de Britse schrijvers Henry Lincoln, Michael Baigent en Richard Leigh het mysterie uit in Het Heilig Bloed en de Heilige Graal. Ze beweerden dat de Priorij een geheim bevatte: Jezus en Maria Magdalena hadden nakomelingen – van wie de Merovingische koningen afstamden. En Saunière had in zijn kerk documenten ontdekt uit de tijd van de Tempeliers om het te bewijzen! Ik vond de "geheime dossiers", die Dan Brown in het voorwoord van zijn boek "perkamenten" noemt, in de Nationale Bibliotheek. Het zijn niets meer dan gewone getypte pagina's! Sterker nog, in 1979 gaf de markies de Cherisey toe dat hij ze had vervalst met behulp van andere documenten.
Waarom zouden ze dit hele verhaal überhaupt verzinnen?
Pierre Plantard dacht echt dat hij de laatste afstammeling was van de Merovingische koningen, de "verloren koning" waar de markies de Cherisey al jaren van droomde! Wat Gérard de Sède betreft, die had gewoon zin om een grap uit te halen.
Dus de lijst van beroemde leiders van de Priorij die Dan Brown in zijn voorwoord noemt – Victor Hugo, Isaac Newton, Leonardo da Vinci – is volslagen fantasierijk.
Ja, maar ze werden niet toevallig gekozen. Ze flirtten allemaal met het esoterische. Victor Hugo deed aan tafeldraaien, Isaac Newton beoefende alchemie en Leonardo da Vinci was geïnteresseerd in geheime genootschappen. Maar geen van hen was ooit lid van de Priorij – niet verrassend! Naar mijn mening is Rennes-le-Château de grootste esoterische mythe van onze tijd.
De romanschrijver voegde er nog een pittig ingrediënt aan toe: Opus Dei. En hij legde het er behoorlijk dik bovenop met zijn moorddadige monniken in haren hemden, complottende prelaten en schandalen!
Natuurlijk is er hier een flinke dosis fictie. Opus Dei – een ultra-traditionalistische katholieke groep, opgericht in 1928 door José Maria Escriva de Balaguer, met 80.000 leken – is nooit veroordeeld voor criminele handelingen. Maar het is waar dat de organisatie geheimhouding cultiveert, een solide basis heeft in het Vaticaan – en waarschijnlijk een flinke bijdrage heeft geleverd aan de schatkist. Het is een nogal macho-organisatie, met alleen maar mannelijke leiders; en sommige leden praktiseren lijfstraffen.
Was Leonardo da Vinci de ketterse schilder/esoterisch genie die in dit boek wordt afgebeeld?
Leonardo da Vinci veroorloofde zich veel vrijheden met de Kerk en verwerkte veel heidense symbolen in zijn schilderijen. Maar de meeste renaissanceschilders waren gepassioneerd door de Oudheid en gebruikten vaak deze symbolen, die bij het publiek bekend waren. Geleerden en kunstenaars waren in die tijd gefascineerd door het hermetisme, neoplatonische teksten en de christelijke kabbala. De kernvraag is of Leonardo Maria Magdalena in plaats van Johannes in zijn Laatste Avondmaal heeft geschilderd. De apostel die in de schilderijen wordt afgebeeld, heeft inderdaad een nogal vrouwelijke uitstraling, hoewel hij geen borsten heeft, in tegenstelling tot wat Dan Brown beweert. Maar er is ook niets vreemds aan. Johannes wordt in de overgrote meerderheid van de renaissanceschilderijen afgebeeld met bijna adolescente trekken – lang haar en gladde wangen. Volgens de overlevering was hij 17 toen hij Jezus ontmoette. Bovendien was Leonardo da Vinci homoseksueel en gebruikte hij waarschijnlijk zijn vriend als model. Dus om te zeggen dat de apostel Johannes in het Laatste Avondmaal niemand minder is dan Maria Magdalena, lijkt mij volkomen vergezocht.
Terug naar Maria Magdalena, wat weten we precies over haar?
Het Evangelie spreekt over verschillende afzonderlijke personen: Maria Magdalena, de eerste discipel aan wie Jezus verscheen op de dag van zijn Verrijzenis; Maria van Bethanië, de zus van Lazarus en Martha; en, recentelijk, een anonieme bekeerde zondares die geurige olie over de voeten van de Galilese profeet goot. De zondares transformeerde geleidelijk tot een prostituee in de christelijke verbeelding; uiteindelijk smolten de drie figuren samen tot één.
Zou een van deze drie Maria's Christus' metgezel kunnen zijn geweest?
Dan Brown baseert zijn idee op het apocriefe Evangelie van Filippus, geschreven halverwege de 2e eeuw. Het Evangelie van Filippus bestond inderdaad, maar maakte deel uit van een nogal bijzondere denkrichting, de gnostische beweging, die zich destijds over het hele Middellandse Zeegebied verspreidde, met name in Alexandrië. De gnostici waren van mening dat verlossing afhing van kennis in plaats van geloof, en daarom werden ze door de kerkvaders als ketters beschouwd. Deze 'iconoclastische' gelovigen, voor wie de ziel goed was en het lichaam fundamenteel slecht, verhieven het vrouwelijke principe/gaven meer waarde aan het vrouwelijke. In hun ogen was de complementariteit tussen mannen en vrouwen van dezelfde aard als die welke mensen met God verenigt. Wat zegt het Evangelie van Filippus? Maria Magdalena was de favoriete discipel van Jezus, die 'haar op de mond kuste'. Als je die passage op een triviaal niveau leest, zou je afleiden dat ze geliefden zijn. Maar als je het vanuit een gnostisch perspectief leest, besef je dat kussen de geest en kennis symboliseren. De meester kust zijn leerling om zijn geest, of ziel, over te dragen.
Dus het idee dat Jezus en Maria Magdalena kinderen zouden kunnen hebben gehad – het geheim van de Heilige Graal – is volslagen absurd?
Ik zeg alleen dat wat Dan Brown beweert ter ondersteuning van deze theorie niet klopt. Er is echter geen historisch bewijs dat zijn idee onjuist is.
Brown verwijst ook naar de kostbare Qumran-manuscripten (Dode Zeerollen), waarvan hij beweert dat ze een deel van het geheim bevatten. Waarom duurde het zo lang voordat ze – een halve eeuw – na hun ontdekking werden vertaald?
Simpel gezegd, de 850 rollen – waaronder 200 bijbelteksten – die vanaf 1946 bij de Dode Zee werden opgegraven, verkeerden in zeer slechte staat. De Jerusalem Bible School, die de opdracht had gekregen ze te vertalen, nam de tijd om aan de slag te gaan. Inmiddels zijn alle documenten ontcijferd en uitgegeven door Oxford University Press, en is de controverse geluwd. Maar Dan Brown geeft een verkeerde voorstelling van de geschiedenis door de Dode Zeerollen te presenteren als de "eerste christelijke teksten". In feite zijn het Joodse teksten en geen ervan zegt iets over Jezus. Om nog maar te zwijgen van Maria Magdalena.
Zou je, net als Dan Brown, kunnen zeggen dat de Katholieke Kerk in de vroege christelijke periode de rol van vrouwen opzettelijk heeft gebagatelliseerd?
Dit is een punt waarop de auteur van De Da Vinci Code volkomen gelijk heeft. De rol van vrouwen in de evangeliën is veel belangrijker dan wat de vroege Kerk na de dood van Jezus wilde toegeven. De evangeliën beschrijven Christus omringd door vrouwelijke discipelen. En Maria Magdalena was de eerste die Jezus zag bij het lege graf. De jonge vrouw wierp zich aan zijn voeten en zei: "Rabouni", een Hebreeuws woord dat "geliefde Meester" betekent. Deze liefkozende bijnaam bewijst de extreem nauwe band tussen hen. Vrouwen speelden vanaf de Handelingen van de Apostelen en de Brieven van Paulus geen rol meer. Het was naar mijn mening een puur sociologisch proces, een macho mediterrane impuls die de Joden – en later ook de moslims – ervoeren. Het was logisch dat vrouwen niet in religieuze teksten werden belicht in patriarchale samenlevingen waar zij noch de kerken noch de synagogen bestuurden. Later autoriseerde de Kerk de verering van de Maagd Maria en van Maria Magdalena toen ze besefte dat de volksdevotie vrouwelijke figuren vereiste. Maar de moeder van Jezus werd een aseksuele figuur, een symbool van absolute zuiverheid, terwijl Maria Magdalena werd geassocieerd met de heilige prostituee – twee ontmenselijkte archetypen.
Dat is verre van de heilige vrouwelijkheid die Dan Brown opnieuw introduceert...
Absoluut! Vergeet niet dat gedurende een lange periode vóór de beschaving alle godheden vrouwelijk waren. Toen werd de mens sedentair en werd hij zich bewust van zijn cruciale rol in het bevruchtingsproces. Naarmate het patriarchale systeem geleidelijk de overhand kreeg, werden de godheden mannelijk in Griekenland, in het Romeinse Rijk, maar ook bij de joden en christenen. Het is oneerlijk van Dan Brown om het christendom volledig verantwoordelijk te stellen voor de onderdrukking van het heilige vrouwelijke.
Brown gaat nog verder en beweert dat het christendom zijn historische succes te danken heeft aan een vulgaire politieke manoeuvre die in de 4e eeuw na Christus door keizer Constantijn werd bedacht.
Constantijn bekeerde zich inderdaad op zijn sterfbed tot het christendom en had het christelijk geloof al tot de belangrijkste religie in het Romeinse Rijk gemaakt. Maar het was Theodosius die het in 380 n.Chr. tot officiële religie maakte. Sterker nog, Constantijn had het Concilie van Nicea in 325 n.Chr. niet goedgekeurd om de Schriften te doorzoeken en de apocriefe evangeliën te verbranden, maar eerder als reactie op de crisis van het arianisme. Een groot theologisch debat verdeelde de Kerk in die tijd: was Jezus een mens, was hij goddelijk, of was hij een Godmens? In de evangeliën definieert de Nazareense profeet zichzelf zowel als de Zoon van God als als de Mensenzoon. Arius, een priester uit Alexandrië, beweerde dat de Zoon, de tweede figuur in de Drie-eenheid, niet gelijk was aan God de Vader. Een aantal bisschoppen kwam in opstand tegen Arius en de ruzie escaleerde. Constantijn stemde in met het Concilie van Nicea vanwege politieke overwegingen – om verdeeldheid te voorkomen en zijn rijk te verenigen op christelijke grondslag – en om de prelaten tot overeenstemming te dwingen. Het was dus geen politieke samenzwering, maar eerder een levendig theologisch debat.
In dat geval had Dan Brown gelijk toen hij stelde dat de leer van de Drie-eenheid inderdaad het resultaat was van een stemming.
Het is waar dat het vier eeuwen duurde om de leer van de Drie-eenheid en de incarnatie van Christus te vestigen. Het Concilie van Nicea bepaalde dat Christus één van wezen was met de Vader en veroordeelde het arianisme als ketterij. Maar Dan Brown vergist zich als hij beweert dat Constantijn de anti-Arius-partij probeerde te bevoordelen door de vernietiging te bevelen van de apocriefe evangeliën die Arius' these ondersteunden. Pas tijdens het Concilie van Carthago in 397 sloot de Kerk deze apocriefe evangeliën uit – niet verbrandde ze – en behield ze de huidige vier evangeliën, die bovendien, samen met de brieven van Paulus, de oudste christelijke teksten vormen.
Hoe verklaar je het wereldwijde succes van The Da Vinci Code?
Dan Brown en zijn vrouw hadden een uitstekend commercieel idee: ze versterkten het idee van het geheim met dat van een complottheorie – over kerkelijke leugens – en voegden er vervolgens een stukje over het heilige vrouwelijke met Leonardo da Vinci aan toe. Maar ik zie De Da Vinci Code ook als een waar maatschappelijk fenomeen. Het benadrukt sterke actuele trends: de passie van het publiek voor Jezus, de institutionele crisis – inclusief academische instellingen, aangezien Dan Browns fans het officiële verhaal ook verdacht vinden – en de steeds duidelijker wordende behoefte om de verbinding met het vrouwelijke te herstellen. Sterker nog, het vroege succes van het boek kwam uit Amerikaanse feministische kringen. De enorme respons op De Da Vinci Code, vooral van ontkerstende christenen, is te danken aan de rehabilitatie van vrouwen en seks in het christendom. Waarom wilde de kerk zo graag afstand doen van de vrouwelijke kant? Waarom is er zo gespannen over seksualiteit? Dan Brown geeft duidelijk een aantal misplaatste verklaringen, maar hij stelt wel de juiste vragen.