Psychologies Magazine, december 2002 —
De kerstbomen en kerstkransen in etalages herinneren ons eraan dat Kerstmis nadert. We beginnen cadeaus te kopen en onze huizen te versieren, maar slechts weinigen, zelfs onder praktiserende christenen, zijn zich bewust van de diepe spirituele betekenis van deze religieuze feestdag die aan de oorsprong ligt van de westerse kalender. Natuurlijk weten we allemaal dat iets meer dan tweeduizend jaar geleden een zekere Jezus, zoon van Jozef en Maria, in Galilea werd geboren, die door zijn discipelen na zijn dood werd beschouwd als de "enige Zoon" van God. We denken aan de legendarische verhalen rond zijn geboorte in een stal, de aanwezigheid van de Wijzen, herders en engelen.
Maar Kerstmis vieren betekent niet alleen de geboorte van Jezus Christus eren. Voor de theologen van het vroege christendom is de geboorte van de "Zoon van God" een echo van een tweede geboorte: die van God in het hart van ieder mens. Als Christus in de wereld is gekomen, is dat opdat ieder mens toegang zou hebben tot het goddelijke leven, wat Sint Irenaeus samenvat in deze bewonderenswaardige formule: "God werd mens, opdat de mens God zou worden." Christenen spreken dus van een "tweede geboorte" die plaatsvindt door de "genade" van God, wanneer de mens zijn hart voor Hem opent. Jezus legt dit uit aan Nicodemus, een wetgeleerde: "Als iemand niet van boven geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien" (Johannes 3:3). De heilige Paulus brengt deze tweede geboorte in verband met een ‘bekering’, dat wil zeggen een verandering van leven: ‘Laat u verzaken aan uw vroegere levenswandel en leg de oude mens af, die te gronde gaat door misleidende begeerten, om vernieuwd te worden door een geestelijke verandering van uw oordeel en omkleed u met de nieuwe mens’ (Efeziërs, IV, 22).
Dit idee dat we herboren moeten worden door spirituele regeneratie is aanwezig in bijna alle religieuze tradities van de mensheid, zelfs in die welke geen verwijzing maken naar een persoonlijke God en zijn genade. De fundamentele ervaring van de Boeddha, die van ontwaken, vormt het archetype van een innerlijke wedergeboorte, waarin de sluier van onwetendheid wordt weggetrokken. Deze transformerende ervaring kan plotseling plaatsvinden, zoals bij Shakyamuni Boeddha, of geleidelijk, door opeenvolgende 'verlichtingen'. Of ze nu plotseling of geleidelijk zijn, deze innerlijke wedergeboortes stellen ons in staat de illusies en valkuilen van ons ego te overwinnen en ons diep te verzoenen met onszelf, met anderen en met de wereld. En dit ongeacht de tegenslagen die we tegenkomen. Dit is wat Etty Hillesum, de jonge Joodse vrouw die op 30 november 1943 in Auschwitz stierf, zo treffend verwoordde. In haar laatste brief, 18 augustus 1943 (in “Une vie remuee: journal”, Seuil, 1995), schreef ze: “Sinds ik hier ben, is mijn hart steeds sterker geworden, levendiger en tegelijkertijd vrediger, en ik heb het gevoel dat mijn innerlijke rijkdom steeds groter wordt.”
December 2002