Psychologies Magazine, september 2002 —

Vanaf de eerste Earth Summit in Rio in 1992 tot die in Johannesburg dit jaar is het bewustzijn gegroeid van de ecologische bedreigingen voor onze planeet. We weten nu dat deze kwetsbaar is en dat onze industriële activiteiten het natuurlijke evenwicht kunnen bedreigen en zelfs de bloei van het leven op aarde in gevaar kunnen brengen. We zijn allemaal getuige van zorgwekkende veranderingen in onze omgeving: veranderende landschappen, toenemende vervuiling, toenemende klimaatverandering, voedselepidemieën, enzovoort. De "dierlijke" relatie die we met de natuur hebben, verandert. Door te zien, horen, ruiken, voelen en zelfs proeven, "voelen" we deze veranderingen.

Bijna elk jaar bezoek ik een dorpje in de Zuidelijke Alpen, waar ik een deel van mijn jeugd heb doorgebracht, en word ik getroffen door de constante en sterke terugtrekking van de gletsjers, wat getuigt van een snelle opwarming van de atmosfeer. De beekjes waar ik als kind in speelde, zijn inmiddels opgedroogd. De heerlijke verse koemelk is allang vervangen door gepasteuriseerde melk, die geurloos en smaakloos is. Gelukkig is de lucht er nog zuiver, wat de geuren van de Parijse vervuiling voor mij des te ondraaglijker maakt.

Steeds meer van ons voelen de negatieve gevolgen van deze omwentelingen en maken gebruik van onze vakanties om steeds verder de natuur in te trekken – de open zee, hoge bergen, woestijnen, tropische wouden – om onze zintuigen weer helemaal op te laden. Zullen we ons ooit moeten beperken tot het vastleggen van de beelden, geuren en geluiden van wilde flora en fauna om onze herinneringen te bewaren, zoals in de film "Soylent Green"? Laten we echter niet vervallen in een naïeve nostalgie naar de "goede oude tijd". Onze voorouders ademden ongetwijfeld schone lucht in, maar hoeveel van ons zouden de beperkingen van het leven in het verleden kunnen verdragen? Behoudens een grote ecologische ramp zullen we nooit terugkeren naar een leven in perfecte symbiose met de natuur, zoals in primitieve traditionele samenlevingen, die zelfs een natuurreligie ontwikkelden. De neo-sjamanistische New Age-bewegingen zijn leuk, maar zijn meer gebaseerd op een "idee" dat we van de natuur hebben dan op een echte en vitale verbinding.

We bewonen de natuur niet langer. We beheersen en conceptualiseren haar, zelfs als we een hele dag in onze tuin doorbrengen (dé definitie van gedomesticeerde natuur). Omdat we niet langer "in", maar "tegenover" de natuur staan, is de vraag of we haar willen respecteren, er "goed gebruik" van willen maken, in de woorden van Aristoteles, of dat we haar willen blijven tiranniseren en uitbuiten. Zullen we ons blijven ontwikkelen "tegen" de natuur, of "met" de natuur? Misschien hangt het voortbestaan van de mensheid op aarde ook wel af van deze keuze. "Wat de mens de aarde ook aandoet, doet hij zichzelf aan", schreef het indianenopperhoofd Seattle in een brief aan de president van de Verenigde Staten in 1854.

September 2002